Cornjum
In 1787 werd Cornjum als volgt beschreven in de ’Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden; veertiende deel; vervattende het vervolg der beschryving van Friesland’.
“Konjum of Kornjum, by welk dorp verscheide fraaie plaatsen zyn, vooral Martena State, niet lang geleden bewoond door wylen den Heere E. S. van Burmania, een man van zonderlinge geleerdheid, en een groot voorstander van het huis van Oranje. Zyn Vader, Grootvader en Overgrootvader hadden hier ook na elkanderen gewoond. In 1504 woonde hier de in ’s lands geschiedenissen bekende Jr. Doeke van Martena. Voorts is de Kerk deezer plaats, met haare opkomsten, ook uit dit oude en voortreffelyke geslagt gekomen, dat onder de Friesche Edelen een der eersten is geweest, welke zich tegen de Spaansche dwinglandy hebben verzet; zelfs zyn in dit huis de voornaamste vergaderingen ten dien einde gehouden.
De Heer Wydeveldt, Hofmeester van wylen Z. D. H. Willem Fredrik, Stadhouder van Friesland, heeft onder dit dorp ook een schoon buitengoed aangelegd, thans behoorende aan den Heer V. van Glinstra, Postmeester Generaal deezer Provincie. Eindelyk was hier ter plaatse in ’t jaar 1639 Predikant onze beroemde Historieschryver Christianus Schotanus á Sterringa, wordende dezelve in dat jaar van daar beroepen naar de hooge schoole van Franeker tot de professie der Grieksche taale. Kornjum heeft 19 stemmen.”
Waterverbinding met de Dokkumer Ee
In “419x Friesland, Van Slijkenburg tot Moddergat” geeft de auteur – architectuur- en kunsthistoricus Peter Karstkarel – de volgende omschrijving:
Cornjum is een terpdorp dat voor het begin van de jaartelling is ontstaan op een kwelderwal ten oosten van de Middelzee. Ten zuiden van de terp vormde de Cornjumervaart een waterverbinding met de Dokkumer Ee. Aan het einde van de 19de eeuw is de terp sterk afgegraven, wat vooral aan de zuidzijde richting Jelsum en Leeuwarden goed te zien is.
Martenastate
Aan de noordoostzijde staat al sinds de Middeleeuwen het Martenahuis. In 1584 werd Martenastate na vernieling tot een groot gebouw van vleugels herbouwd. Aan het einde van de 19de eeuw was het in verval geraakt. De laatste bewoner legateerde Martenastate aan het kerkbestuur dat de state in 1899 liet afbreken. Architect W.C. de Groot kreeg vervolgens de opdracht om een klein buiten te ontwerpen met gebruikmaking van enkele bijzondere onderdelen van de oude state. De nieuwe Martenastate is een miniatuurkasteeltje in neorenaissancestijl geworden. Het is een L-vormig woonhuis van maar een enkele bouwlaag hoog, met aardig gedetailleerde trapgevels en een toren in de oksel van de vleugels die een spits heeft in de vorm van een ui. Schildhoudende leeuwen zijn sporen van de oude state, evenals het alliantiewapen met opschrift uit 1687. Enkele singels omvatten het stateterrein. Aan de noordzijde van het huis ligt het om een ruime vijver gegroepeerde park dat wel aan Roodbaard wordt toegeschreven. Hiervan zijn echter geen tekeningen of opdrachten aanwezig. Voor het park is in 1955 de in 1620 vervaardigde barokke poort van het Landschapshuis in Leeuwarden geplaatst.
De hervormde kerk
Midden op het niet afgegraven deel van de terp staat de hervormde kerk. Zij is in 1873 naar ontwerp van F. Brouwer gebouwd op de plaats van de middeleeuwse Sint-Nicolaaskerk. De nieuwe zaalkerk heeft een vijfzijdige koorsluiting, zijgeveltoppen, grote vensters met neogotische traceringen van gietijzer en een geveltoren met een ingesnoerde spits. De kerk bevat nog vroeg 17de-eeuwse interieuronderdelen.
Ten zuiden van de kern van het dorp werd gedurende de eerste helft van de 20ste eeuw lintbebouwing ontwikkeld langs de Martenawei en na de oorlog kwam er een nieuwe woonbuurt aan de westzijde, de David van Goirlestrjitte en omgeving.